In de voorstelling Maankoorts verbindt Marjolijn van Heemstra de mijnbouw van de vroegere kolonisten in Suriname met een toekomstige vorm van mijnbouw: niet op aarde, maar op de maan. Waar komt de hebzucht vandaan?
Wat drijft de mens om zich vertes toe te eigenen? En hoe voorkomen we dat de maan een industriegebied wordt ten dienste van een handvol aardbewoners? In Maankoorts neemt Marjolijn haar publiek mee op een gedachtereis langs deze vragen. De voorstelling is gebaseerd op haar essay Wat is ruimte waard.
In 1923 stond Aarnoud van Heemstra, gouverneur van Suriname, na een zware tocht door het regenwoud op de top van de Voltzberg, een hoge rots in een zee van groen. De verpletterende schoonheid van het landschap leek aan hem niet besteed. Wat Van Heemstra wél zag waren economische mogelijkheden. Hij zou massaal bomen laten vellen, wegen laten aanleggen waar ooit water kronkelde en grond laten openbreken op zoek naar waardevolle grondstoffen. Zijn gouverneurschap zou in het teken staan van de mijnbouw, die verwoestende sporen in het landschap trok.
Een poëtische gedachtereis
Honderd jaar later worden de eerste contracten getekend voor mijnbouw op de maan. Marjolijn van Heemstra, familie van de gouverneur, buigt zich over de geschiedenis én de toekomst van koloniale mijnbouw. In een poëtische gedachtereis ontrafelt Marjolijn de hebzucht waaraan nu zelfs de ruimte wordt onderworpen. Daartegenover stelt ze een liefdevolle ode aan het buitenaardse landschap waar we allemaal op uitkijken.