Sjako de meesterboef

Amsterdam, ongeveer driehonderd jaar geleden. Zwaarbeladen en met bolle zeilen schuimen de schepen tot aan de Dam, vol schatten uit verre landen.

Op de kade staat een jongeman in een sjiek pak. Dat pak is gegapt, gejat, gepikt. Net zoals de pruik op zijn kop. Het is Sjako de meesterboef, hoe hij écht heet verklapt hij niet. Hij tuurt naar de volgeladen schepen. Als je het eerlijk zou delen, is er genoeg voor iedereen in Amsterdam. Maar eerlijk delen is er niet bij, ook niet in het Amsterdam van 1800. Daarom gaat Sjako het eerlijk stelen.

Bang om gepakt te worden is hij niet. Met telkens een andere naam, een ander pak, tientallen sluiproutes en een stad vol vrienden van overal vandaan is hij ongrijpbaar. Tot hij op een dag nét iets te veel pikt van nét de verkeerde: iemand die niet opgeeft totdat Sjako gepakt is.